Deontologische Code Politieraad

Deontologische Code van de Politieraad - Goedkeuring.

De Politieraad, in zitting van 28-02-2019, gaat akkoord met de deontologische code.

I. Fundamentele waarden

a. Loyauteit

Art. 1 :

  • Politieraadsleden gaan respectvol om met elkaar, met de leden van het college en met de personeelsleden van het lokale politiekorps.

Art. 2 :

  • Politieraadsleden richten zich tot elkaar, tot de korpschef en de andere personeelsleden van de lokale politiezone op een correcte wijze en dit zowel verbaal, non-verbaal als schriftelijk, inclusief de elektronische communicatie.

Art. 3 :

  • Politieraadsleden houden zich tijdens vergaderingen aan het huishoudelijk reglement en volgen de aanwijzingen van de voorzitter hierover op.

Art. 4 :

  • Politieraadsleden onthouden zich in het openbaar, dus ook in openbare raads- en commissievergaderingen, van negatieve uitlatingen over individuele personeelsleden van de lokale politiezone.

Art. 5 :

  • Rechtmatig en correct genomen beslissingen van de lokale politie, worden door de politici verdedigd t.o.v. derden.

Art. 6 :

  • De politieraadsleden kunnen hun visie ten opzichte van de veiligheidsaanpak en het optreden van de politie steeds veruitwendigen. Zij waken er evenwel over dat deze openbaarmaking met het nodige respect voor de andere (veiligheids)overheden gebeurt. Het politieraadslid zorgt er daarbij voor dat hij/zij steeds voldoende geïnformeerd is om zijn/haar standpunt te onderbouwen.

Art. 7 :

  • Wanneer een politieraadslid zich niet kan terugvinden in een beleidslijn van de lokale politie, dan kan hij/zij de voorzitter van de politieraad hieromtrent steeds interpelleren ter gelegenheid van de eerstvolgende politieraad.

b. beschikbaarheid - zin voor dienstverlening

Art. 8 :

  • Het handelen van het politieraadslid is altijd en volledig gericht op het belang van de politiezone en op de organisaties en burgers die daar deel van uit maken.

Art. 9 :

  • Van de politieraadsleden wordt verwacht dat zij in voldoende mate het denken op lange termijn aan de dag zullen leggen en zich boven de kleine dagdagelijkse praktijk kunnen stellen om de noodzakelijke strategische visievorming tot stand te kunnen brengen en een strategisch beleid daadwerkelijk gestalte te geven.

Art. 10 :

  • Politieraadsleden maken voldoende tijd vrij om hun mandaat uit te oefenen. Ze plegen op geregelde tijdstippen overleg met de burgemeester en desgevallend met de korpschef waarbij ze de nodige sturing geven op vlak van de beleidsuitvoering en samen met het politiecollege instaan voor de voortgangsbewaking en evaluatie van het te voeren beleid.

Art. 11 :

  • Geen operationeel management (korpschef) is mogelijk zonder een overkoepelend strategisch management (i.f.v. het politieke en zonale politiebeleid).

c. Integriteit en waardigheid

Art. 12 :

  • De politieraadsleden moeten er over waken dat zij, ook buiten hun politieke activiteiten en in het licht van deze code, geen (dienstverlenende) activiteiten ontplooien die de eer en de waardigheid van hun mandaat of dat van de politieorganisatie kunnen schaden.

Art. 13 :

  • Politieraadsleden zullen hun mandaat niet inroepen om het optreden van de politieambtenaren te beïnvloeden.

Art. 14 :

  • Politieraadsleden mogen hun invloed en stem niet laten kopen of beïnvloeden door geld, goederen, diensten of andere gunsten die hen gegeven of beloofd werden.

Art. 15 :

  • Politieraadsleden moeten actief en uit zichzelf de schijn van corruptie tegengaan.

Art. 16 :

  • Politieraadsleden nemen geen geschenken aan die hen door hun functie worden aangeboden. Eventueel uitgezonderd zijn de incidentele, kleine attenties (zoals een bloemetje of een fles wijn) waarbij de schijn van corruptie en beïnvloeding minimaal is én waarbij minstens aan één van de onderstaande voorwaarden voldaan wordt:
    • ­ Het weigeren of teruggeven van het geschenk zou de gever ernstig kwetsen of bijzonder in verlegenheid brengen.
    • ­ De overhandiging van het geschenk vindt in het openbaar plaats.
    • ­ Het terugbezorgen van het geschenk is praktisch onwerkbaar.

d. Onpartijdigheid en objectiviteit

Art. 17 :

  • Politieraadsleden kunnen de burgers ondersteunen en begeleiden in hun relatie met de lokale politie: zij kunnen de burgers helpen om, via de daartoe geëigende kanalen en procedures, een aanvraag te richten tot de overheid, informatie te krijgen over de stand van zaken van een dossier, daarover verdere uitleg en verantwoording te vragen en voorafgaande vragen te stellen over de administratieve behandeling van dossiers.

Art. 18 :

  • De politieraadsleden brengen de burger op de hoogte van de werking van het afgesproken klachtenbehandelingssysteem en geven de klacht door aan de korpschef voor registratie en opvolging.

Art. 19 :

  • De politieraadsleden mogen in de dienstverlening geen onderscheid maken in geslacht, ras, huidskleur, afstamming, sociale stand, nationaliteit, filosofische overtuiging, partijvoorkeur op persoonlijke gevoelens jegens hen.

Art. 20 :

  • Politieraadsleden mogen hun invloed en stem niet gebruiken voor het eigen persoonlijk belang. Dat mag ook niet voor het persoonlijk belang van een ander persoon of het belang van een organisatie bij wie hij/zij een directe of indirecte betrokkenheid heeft.

Art. 21 :

  • Politieraadsleden gaan actief en uit zichzelf alle vormen van belangenvermenging, en zelfs de schijn daarvan, tegen. Politieraadsleden nemen geen deel aan de bespreking en de stemming wanneer er sprake is van een beslissing waarbij belangenvermenging speelt.

Art. 22 :

  • Politieraadsleden beseffen dat mogelijke belangenvermenging niet beperkt is tot de bespreking en stemming. Daarom zorgt een politieraadslid dat er ook geen enkele beïnvloeding is tijdens de andere fases van het besluitvormingsproces.

Art. 23 :

  • Politieraadsleden zorgen dat bij contacten met de burger nooit de schijn gewekt wordt dat particuliere belangen begunstigd (kunnen) worden.

Art. 24 :

  • Politieraadsleden melden aan de secretaris wanneer hij/zij substantiële financiële belangen heeft (bijvoorbeeld aandelen of opties) in een onderneming waarmee de lokale politiezone zaken doet of waarin lokale politiezone een belang heeft.

Art. 25 :

  • De politieraadsleden kunnen de burgers ondersteunen en begeleiden in hun relatie met de administratie of met de betrokken instanties. Zij kunnen de burgers helpen om, via de daartoe geëigende kanalen en procedures, een aanvraag te richten tot de overheid, informatie te verkrijgen over de stand van zaken in een dossier, daarover nadere uitleg en toelichting te vragen en vragen te stellen over de administratieve behandeling van dossiers.

Art. 26 :

  • Bij de administratieve begeleiding en ondersteuning van de burgers respecteren de politieraadsleden de onafhankelijkheid van de diensten en van de personeelsleden, de objectiviteit van de procedures en de termijnen die als redelijk moeten worden beschouwd voor de afhandeling van soortgelijke dossiers.

Art. 27 :

  • De briefwisseling met de overheid, gevoerd in het kader van de administratieve begeleiding en ondersteuning, wordt uitsluitend op naam van de burger gesteld. Er wordt op geen enkele wijze melding gemaakt van de begeleidende en ondersteunende rol van het politieraadslid.

Art. 28 §1 :

  • Bespoedigingstussenkomsten zijn tussenkomsten waarbij politieraadsleden een administratieve procedure proberen te bespoedigen in gevallen of in dossiers die zonder die tussenkomst een regelmatige afloop of resultaat zouden krijgen, maar dan na verloop van een langere verwerkings- of behandelingstermijn.

Art. 28 §2 :

  • Dergelijke tussenkomsten, die een ongelijke behandeling van de betrokken burgers inhouden, zijn verboden.

Art. 29 :

  • Begunstigingstussenkomsten zijn tussenkomsten waarbij de politieraadsleden hun voorspraak aanwenden om de afloop of het resultaat van een zaak of van een dossier te beïnvloeden in de door de belanghebbende burger gewenste zin. Dergelijke tussenkomsten zijn verboden.

Art. 30 :

  • Tussenkomsten bij selectievoerende instanties, die tot doel hebben het verhogen van kansen op benoeming, aanstelling en bevordering in de administratie, zijn verboden.

Art. 31 :

  • Politieraadsleden die om steun gevraagd worden door of voor kandidaten die een functie, aanstelling of bevordering ambiëren, delen betrokkene mee dat de aanstelling, de benoeming of de bevordering gebeurt op basis van de geldende normen en procedures. Zij verwijzen de belanghebbende naar de bevoegde dienst of instantie.

Art. 32 :

  • De volgende handelingen worden niet beschouwd als tussenkomsten die in het administratief dossier dienen te worden opgenomen:
    • louter informatieve vragen van algemene of technische aard
    • ­ vragen en/of tussenkomsten van uitvoerende mandatarissen in het kader van hun functionele en hiërarchische relaties ten aanzien van de behandelende personeelsleden of diensten

II. Aanvullende waarden

a. Respect voor bestaande wettelijke regels

Art. 33 :

  • De politieraadsleden dienen altijd te handelen in overeenstemming met de richtlijnen, wetten, decreten, reglementen en verordeningen die van toepassing zijn op het grondgebied van de politiezone.

Art. 34 :

  • Ze engageren zich ertoe om geen vragen tot dienstverlening aan de politiemedewerkers te richten waarvan ze weten dat deze ingaan tegen de vastgestelde regels.

b. Omgangsregels mandatarissen - Politiepersoneel

Art. 35 :

  • Politieraadsleden kunnen informatie van burgers ontvangen en dit aan het politiecollege doorgeven, of openbare informatie van en over de politiezone aan burgers verstrekken.

Art. 36 :

  • Als politieraadslid gaat men zorgvuldig en correct om met informatie waarover men beschikt vanuit het ambt. Men verstrekt geen geheime of vertrouwelijke informatie aan externen.

Art. 37 :

  • De politieraad werkt onder het principe van principiële openbaarheid. Zij ziet erop toe dat het politiecollege alle relevante informatie aangaande dossiers, stukken en akten openbaar toegankelijk maakt.

Art. 38 :

  • Een politieraadslid communiceert eerlijk over de redenen en motieven op basis waarvan hij/zij individueel gestemd heeft. Daarnaast communiceert een politieraadslid eerlijk over de reden en motieven op basis waarvan de raad als geheel de beslissing genomen heeft.

Art. 39 :

  • Het behoort tot de wezenlijke taken van de politieraadsleden informatie te ontvangen en te verstrekken, in het bijzonder over de diensten die instaan voor informatieverstrekking en over de manier waarop de burger zelf informatie kan opvragen in het kader van de openbaarheid van bestuur.

Art. 40 :

  • Informatie waarop de vraagsteller geen recht heeft, die de goede werking van de administratie kan doorkruisen of die de privacy van anderen in het gedrang kan brengen, mogen door de politieraadsleden niet worden doorgegeven.

Art. 41 :

  • De politieraadsleden verwijzen de vragensteller, waar mogelijk, naar de bevoegde administratieve dienst(en). Waar het gaat om de behandeling van klachten en/of conflicten, worden de belanghebbenden in eerste instantie doorverwezen naar de bevoegde klachten- of ombudsdienst.

c. Omgang met vragen van burgers - Dienstverlening

Art. 42 :

  • Een politieraadslid gaat zorgvuldig en correct om met informatie waarover hij uit hoofde van zijn mandaat beschikt. Hij verstrekt geen geheime informatie.

Art. 43 :

  • Hij/zij houdt geen informatie achter, tenzij deze geheim of vertrouwelijk is en het niet geven van informatie mogelijk is op grond van de wet- en regelgeving inzake openbaarheid van bestuur.

Art. 44 :

  • Een politieraadslid maakt geen gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen informatie ten eigen bate of ten bate van zijn persoonlijke relaties.

Art. 45 :

  • Politieraadsleden zijn gebonden aan het beroepsgeheim wanneer zij door de functie van politieraadslid kennis krijgen van geheimen die door personen aan de lokale politiezone zijn toevertrouwd. Bekendmaking van deze geheimen is verboden, behalve wanneer de wet de openbaring oplegt of mogelijk maakt.

Art. 46 :

  • Naast het strenge beroepsgeheim geldt eveneens een geheimhoudingsplicht voor politieraadsleden. Deze plicht beschermt wat besproken wordt tijdens een besloten vergadering (feiten, meningen, overwegingen…).

Art. 47 :

  • Politieraadsleden hebben een algemene discretieplicht. Zij gaan op discrete en voorzichtige wijze om met de informatie die hen toekomt in de uitoefening van hun functie.

Art. 48 :

  • Politieraadsleden gebruiken de informatie die zij kregen door de uitoefening van hun functie enkel voor hun raadswerk en niet voor hun persoonlijk belang of voor het persoonlijk belang van anderen.

Art. 49 :

  • Politieraadsleden maken brieven niet openbaar en sturen e-mails niet door wanneer het niet zeker is dat de afzender daarmee zou instemmen. Bij twijfel over de bedoeling van de afzender wordt de expliciete toestemming gevraagd.

III. Naleving - Controle - Sanctionering

Art. 50 :

  • De politieraadsleden verbinden zich ertoe, deze deontologische code na te leven.

Art. 51 :

  • Een deontologische commissie waakt over de naleving van de deontologische code. Het politiecollege fungeert als deontologische commissie.

Art. 52 :

  • Politieambtenaren of andere politiemedewerkers die geconfronteerd worden met een inmenging van een politieraadslid die zij in strijd achten met deze deontologische code, maken hiervan binnen tien dagen melding aan de korpschef. Kopie van de melding wordt onverwijld ter kennis gebracht van het betrokken politieraadslid. Anonieme klachten zijn onontvankelijk.

Art. 53 :

  • De korpschef legt de in art. 52 lid omschreven meldingen voor aan de deontologische commissie binnen dertig dagen na ontvangst. De deontologische commissie onderzoekt die meldingen op hun gegrondheid. Daarbij moet het recht van verdediging van het betrokken politieraadslid worden gevrijwaard. Uitspraak moet geschieden binnen dertig dagen na ontvangst.

Art. 54 :

  • Als de deontologische commissie een inbreuk op de deontologische code vaststelt, kan zij publiekelijk een blaam leggen op de betrokken mandataris.

Art. 55 :

  • De politieraad ziet erop toe dat de politieraadsleden volgens de deontologische code handelen.
  • Er zijn verschillende fasen te onderscheiden die spelen bij het toezien op de naleving van de deontologische code, namelijk:
    • ­het voorkomen van mogelijke schendingen
    • ­het signaleren van vermoedens van schendingen van de deontologische code
    • ­het eventueel onderzoeken van vermoedens van schendingen van de deontologische code
    • ­het eventueel zich uitspreken over schendingen van de deontologische code

Art. 56 :

  • Wanneer een politieraadslid twijfelt of een handeling die hij/zij wil verrichten een overtreding van de code zou kunnen zijn, wint het lid hierover advies in bij de korpschef of het personeelslid dat door de korpschef daartoe werd aangewezen.

Art. 57 :

  • Wanneer een politieraadslid twijfelt over een nog niet uitgevoerde handeling van een ander politieraadslid, dan waarschuwt hij/zij die persoon. Het politieraadslid verwoordt de twijfels en verwijst de betrokkene zo nodig door naar de korspchef of het personeelslid dat door de korpschef daartoe werd aangewezen.

Art. 58 §1 :

  • Wanneer een politieraadslid vermoedt dat een regel van de deontologische code is overtreden door een ander politieraadslid, dan kan hij/zij hiervan melding van maken bij de korpschef of het personeelslid dat door de korpschef daartoe werd aangewezen.

Art. 58 §2 :

  • Indien het vermoeden van een schending blijft bestaan, meldt het politieraadslid dit aan de voorzitter van de politieraad, die dan meteen doorverwijst naar de daartoe aangewezen persoon of instantie om een vooronderzoek te doen.

Art. 59 :

  • Wanneer er na vooronderzoek door de aangewezen instantie een concreet vermoeden bestaat dat een politieraadslid een regel van de deontologische code heeft overtreden, kan opdracht gegeven worden tot het verrichten van een uitgebreid onderzoek hiernaar.

Art. 60 :

  • Wanneer vaststaat dat er sprake is van overtreding van een regel van de deontologische code, kan dit leiden tot een uitspraak van de politieraad over het betreffende politieraadslid die de schending heeft begaan.

Art. 61 :

  • Minimaal één keer per bestuursperiode bevraagt het politiecollege de politieraadsleden of de code nog voldoende actueel is, nog goed werkt en/of ze nageleefd wordt.