Verkeerswet

De informatie voor de artikels wordt voornamelijk gehaald uit www.wegcode.be.

Het is uiteraard de bedoeling een verkorte versie weer te geven en niet een volledige wetgeving. Vooral de nieuwigheden die een groot publiek aanbelangen zullen worden weergeven.

De artikels tot einde 2007 werden niet hernomen.

Digitale tachograaf en nieuwe nummerplaten

Vanaf 1 januari 2008 moet een bestuurder wiens voertuig is uitgerust met een analoog controleapparaat de tachograafschijf van de lopende dag en de schijven van de voorafgaande 28 dagen kunnen voorleggen, evenals de handmatig geregistreerde gegevens in deze periode. Indien hij voordien een digitale tachograaf heeft gebruikt moet hij ook de bestuurderskaart kunnen voorleggen, evenals de afdrukken die hij heeft gemaakt omdat zijn bestuurderskaart gestolen, verloren of defect was.

Gebruikers van een digitale tachograaf moeten hun bestuurderskaart kunnen voorleggen, evenals de afdrukken die de bestuurder heeft gemaakt omdat zijn bestuurderskaart gestolen, verloren of defect was.

Als hij voordien een analoog apparaat heeft gebruikt, moet hij ook de schijven die werden gebruikt in een periode van 28 dagen voorafgaandelijk aan de lopende dag kunnen voorleggen.

(art. 15.7, a) en b), Verordening EEG nr. 3821/85)

Op 31 december 2007 verscheen het ministerieel besluit van 19 december 2007 tot wijziging van het ministerieel besluit van 23 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen in het Belgisch Staatsblad. Dit ministerieel besluit biedt een oplossing aan het nakend tekort aan beschikbare kentekenplaten.



Deze wijziging treedt in werking op 1 januari 2008.

Praalwagens:

Dit is een samenvatting. Diegenen die details wensen kunnen de artikels, die bij muisovergang van kleur wijzigen, aanklikken voor een weergave via externe website.

Op vraag van de carnavalsverenigingen worden vanaf 29 januari 2008 de praalwagens voor folkloristische manifestaties vrijgesteld van de inschrijving, enkele bepalingen van het technisch reglement en van de wegcode op voorwaarde dat niet sneller dan 25 km/u gereden wordt. Ook het K.B. van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs wordt mee aangepast.

Het K.B. van 27 januari 2008 verscheen op 29 januari 2008 in het Staatsblad en trad meteen in werking.



Om van deze vrijstellingen te kunnen genieten gelden een aantal voorwaarden:

slechts bij uitzondering op de openbare weg komen ter gelegenheid van behoorlijk toegelaten folkloristische manifestaties, ofwel om zich naar die manifestaties te begeven, ofwel voor proefritten met het oog op die manifestaties;

snelheid van ten hoogste 25 km/u;

voldoen aan de voorschriften van de gemeentelijke machtiging.

Het gaat om de weg heen en terug tussen de vaste standplaats van het voertuig en de plaats van de folkloristische manifestatie.

Het kan eveneens gaan om gemeenteoverschrijdende trajecten.



Een overzicht van de wijzigingen :



1. Technisch reglement (K.B. 15/03/1968)



De zelfrijdende voertuigen gebruikt als praalwagen en de voertuigen die een praalaanhangwagen trekken zijn enkel onderworpen aan de bepalingen van artikelen 44, 45, 54 en 70. Het betreft hier de reglementeringen inzake ruitenwisser, ontdooier, ruitensproeier, reminrichtingen, koppelingen en het blustoestel en de gevaarsdriehoek.



Deze voertuigen zijn bijgevolg ondermeer vrijgesteld van het gelijkvormigheidsattest en technische keuring.

[Wijziging : art. 2, §2, punt 12]



2. Wegcode (K.B. 01/12/1975)



Tussen het vallen van de avond en het aanbreken van de dag en in alle omstandigheden wanneer het niet meer mogelijk is duidelijk te zien tot op een afstand van ongeveer 200 meter moeten de voertuigen op weg naar of komende van de manifestatie vooraan een wit of geel licht en achteraan een rood licht voeren. De omtreklichten zijn eveneens verplicht indien het voertuig meer dan 2,5 m breed is.



Deze bepaling geldt NIET binnen het door de gemeente afgebakende traject van de manifestatie.

[Wijziging : art. 30.3, punt 7° + nieuw artikel 56bis]



3. Inschrijving (K.B. 20/07/2001)



De praalwagens (zowel zelfrijdend als getrokken) worden vrijgesteld van de inschrijving.

[Wijziging : art. 2, §2, punt 7°]



4. Rijbewijs (K.B. 23/03/1998)



Voor het besturen van folkloristische motorvoertuigen volstaat het rijbewijs geldig verklaard voor categorie B of G en dit ongeacht de massa van het voertuig of het aantal zitplaatsen, en dit voor zover zij niet meer dan 25 km per uur rijden.Bron: www.wegcode.be

Hebben voetgangers altijd voorrang?

In het tijdschrift voor mobiliteit en verkeer "uitweg" van de Vlaamse Overheid (maart-april 2008) verscheen een interessant artikel.

Is daar enige discussie over? Ja, want enkele dagen geleden verklaarde mij iemand in een school dat de schepen van mobiliteit van de gemeente (niet nader genoemd) had medegedeeld dat voortaan de voetgangers altijd voorrang hadden en dat wanneer de voetganger overstak, de voertuigen altijd moesten wachten.

Deze uitleg lijkt wel vrij simplistisch en is ronduit gevaarlijk wanneer wij dit op deze manier aan kinderen gaan uitleggen.

Voor een eenvoudige klare kijk: surf naar UITWEG

Kinderbeveiligingszitjes - wijziging wet

Tot 9 mei 2008 mochten kinderen van minder dan drie jaar en kleiner dan 1,35 m, in afwijking van art. 35.1.1, Wegcode, achteraan nog vervoerd worden onder dekking van de veiligheidsgordel, op voorwaarde dat er reeds twee kinderbeveiligingssystemen geïnstalleerd èn in gebruik waren en dat er geen derde meer kon geïnstalleerd worden.



Deze afwijking werd toegestaan op grond van artikel 85.3, Wegcode.



Vanaf 10 mei 2008 komt deze afwijking te vervallen en moeten alle kinderen kleiner dan 1,35 m dus vervoerd worden in een goedgekeurd kinderbeveiligingssysteem.

De leeftijd is hierbij van geen belang meer. Enkel de lengte van het kind is bepalend.



Alle kinderbeveiligingssystemen moeten vanaf 10 mei 2008 bovendien voldoen aan de norm R44/03 of R44/04. Dit betekent dat het homologatienummer moet beginnen met de cijfers 03 of 04.



Homologatielabels R44/01 of R44/02 mogen niet langer gebruikt worden.

Bron: www.wegcode.be

Verkeersregels in het buitenland

Er met de wagen op uittrekken naar het buitenland kan zonder problemen, maar we mogen niet vergeten dat er sommige verkeersregels ondanks het Europa van vandaag nog verschillen. Het komt er dus op aan de pret niet te bederven.

Zie artikel voor meer uitleg.

Afschaffingmedisch onderzoek voor houders rijbewijs A-B-BE

K.B.van 31 oktober 2008

In gevolgeeen wijziging in het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffendehet rijbewijs is het medisch onderzoek voor houders van een Belgischof Europees rijbewijs geldig voor de categorie A,B of B+E,niet langer meer vereist voor :

  • het vervoer van personeel georganiseerd en uitgebaat door een werkgever met eigen, gehuurd of in leasing genomen materieel en op eigen verantwoordelijkheid;
  • het vervoer georganiseerd en uitgebaat door fysieke of rechtspersonen ten behoeve van hun cliënteel;
  • vervoerdiensten georganiseerd ten behoeve van hospitalen, klinieken (*), rust-, verzorgings- en hersteltehuizen, inrichtingen voor gerechtelijke plaatsing van minderjarigen en medisch-pedagogische instellingen.

(*) Let op: het medisch onderzoek blijft wèl vereist voor het vervoer van personen met ambulances.

Deze wijziging trad in werking op 15 november 2008.



Inhet kort gezegd betekent dit dat je voortaan tijdens de werkuren ofhet woon-werkverkeer collega's en cliënteel mag vervoeren in eenbedrijfswagen zonder dat je hiervoor nog een specifiek medischonderzoek moet ondergaan.

Deafschaffing van dit medisch onderzoek maakt een einde aan een vaakvoorkomende bron van discussies en moet tevens het carpoolenbevorderen.



Dealgemene minimumnormen inzakede lichamelijke en geestelijke geschiktheid voor het besturen van eenmotorvoertuig blijven uiteraard ten allen tijde vantoepassing.



Wettelijke basis: Koninklijkbesluit van 31 oktober 2008 (B.S. 10 november 2008).

Aangepast artikel :art.43, KB van 23 maart 1998 (vanaf 15 november 2008)

Bron: www.wegcode.be

22 FEBRUARI 1965. - (B.S. 23.03.1965)

Wet waarbij aan de gemeenten wordt toegestaan, parkeergeld op motorrijtuigen in te voeren.

Artikel 1



Wanneer de gemeenteraden, overeenkomstig de wetgeving en de reglementen op de politie van het wegverkeer, reglementen inzake het parkeren vaststellen, die betrekking hebben op parkeren voor een beperkte tijd, het betalend parkeren en het parkeren op plaatsen voorbehouden aan houders van een gemeentelijke parkeerkaart, dan kunnen zij parkeerretributies of -belastingen instellen of parkeergelden bepalen in het kader van concessies of beheersovereenkomsten inzake het parkeren op de openbare weg, die van toepassing zijn op motorvoertuigen, hun aanhangwagens of onderdelen. Deze wet is niet van toepassing op het halfmaandelijks beurtelings parkeren en de beperking van het langdurig parkeren.

Artikel 2



Met het oog op de inning van de in artikel 1 bedoelde retributies, belastingen of parkeergelden, zijn de steden en gemeenten en haar concessiehouders en de autonome gemeentebedrijven gemachtigd om de identiteit van de houder van de nummerplaat op te vragen bij de overheid die belast is met de inschrijving van de voertuigen in overeenstemming met de wet tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

Artikel 3



De in artikel 1 bedoelde retributies, belastingen of parkeergelden worden ten laste gelegd van de houder van de nummerplaat.

Verkeer wijzigingen sinds 2000



Onze verkeerswetgeving is eigenlijk "zeer" oud (1975). Het is dan ook niet verwonderlijk dat er reeds vele wijzigingen zijn aangebracht om deze wet actueel te houden. Stemmen gaan op dat een volledige herziening de komende jaren zal worden uitgewerkt.



In afwachting heeft het BIVV een interessante brochure uitgebracht met alle wijzigingen sinds het jaat 2000.



Je kan deze lezen in het bijgevoegde pdf-document.



Laatste wijzigingen december 08 tot februai 09

Bron: www.wegcode.be



1. Vanaf 30 december 2008



Wijziging KB 23-03-1998 betreffende het rijbewijs

In de voertuigen van de categorie B of BE, bestemd voor de scholing, moet er géén parkeerrem meer aanwezig zijn die gemakkelijk bereikbaar is voor de begeleider.

Hij die een verval van het recht tot sturen heeft opgelopen moet ook het voorlopig rijbewijs vakbekwaamheid waarvan hij houder is (bedoeld in het KB van 4 mei 2007) binnen 4 dagen na de betekening van het rijverbod inleveren bij de griffie van de rechtbank die de beslissing heeft uitgesproken.

2. Vanaf 1 januari 2009

Inwerkingtreding van de wet van 4 juni 2007 tot wijziging van artikel 33 van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer.



Gevolg: hij die een ongeval met doden of gewonden heeft veroorzaakt en vluchtmisdrijf pleegde kan zijn door de rechter ingetrokken rijbewijs slechts terugkrijgen na het slagen voor het theoretisch examen, het praktisch examen en het psychologisch onderzoek.

Inwerkingtreding van de wet van 4 juni 2007 tot wijziging van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer teneinde recidive voor vluchtmisdrijven strenger te bestraffen, met uitzondering van artikel 3, 2°.



Gevolg: zwaardere straffen voor vluchtmisdrijven

a) Bij verkeersongeval met stoffelijke schade en herhaling binnen de drie jaar :



Gevangenisstraf van een maand tot twee jaar en/of geldboete van 2 200 euro tot 27 500 euro



b) Bij verkeersongeval met gewonden of doden en herhaling binnen de drie jaar :

Gevangenisstraf van een maand tot vier jaar en/of een geldboete van 4 400 tot 55 000 euro;

Verval van het recht om een motorvoertuig te besturen voor een duur van ten minste drie maanden en ten hoogste vijf jaar of voorgoed;

Het herstel van het recht tot sturen is afhankelijk van het slagen voor het theoretisch en praktisch examen en het psychologisch onderzoek.

3. Vanaf 1 januari 2009



Solidariteitsbijdrage voor terugbetaalde verkeersboetes



Artikel 38 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, wordt aangevuld met een paragraaf 3decies, luidende :

§ 3decies. De werkgever is een solidariteitsbijdrage van 33 % verschuldigd op het bedrag dat hij in plaats van zijn werknemer betaalt of aan zijn werknemer terugbetaalt, als betaling van een door de werknemer opgelopen verkeersboete tijdens de uitoefening van zijn arbeidsovereenkomst.



Onder de verkeersboete, bedoeld in het eerste lid, wordt verstaan :

1° verkeersboetes voortvloeiend uit een zware verkeersovertreding (overtredingen van de derde en vierde graad) en verkeersboetes van minimaal 150 euro voortvloeiend uit een snelheidsovertreding;



2° verkeersboetes voortvloeiend uit een lichte verkeersovertreding (overtredingen van de eerste en tweede graad) en verkeersboetes van minder dan 150 euro voortvloeiend uit een snelheidsovertreding. Een bedrag van 150 euro op jaarbasis wordt in dit geval vrijgesteld van de solidariteitsbijdrage.



Op verkeersboetes voortvloeiend uit de toestand van het rijdend materiaal en de conformiteit van de lading is de solidariteitsbijdrage niet verschuldigd.



De bijdrage wordt door de werkgever betaald aan de instelling belast met de inning van de sociale zekerheidsbijdragen voor de werknemers.



De opbrengst van de bijdrage wordt overgemaakt aan de RSZ-globaal beheer, bedoeld in artikel 5, eerste lid, 2°, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.



De bepalingen van het algemene stelstel van de sociale zekerheid voor werknemers, inzonderheid wat betreft de aangiften met verantwoording van de bijdragen, de termijnen inzake de betaling, de toepassing van de burgerlijke sancties en van de strafbepalingen, het toezicht, de aanwijzing van de rechter bevoegd in geval van betwisting, de verjaring inzake rechtsvorderingen, het voorrecht en de mededeling van het bedrag van de schuldvordering, zijn van toepassing.

4. Vanaf 8 januari 2009



Wijziging van de wet van 22 februari 1965 waarbij aan de gemeenten wordt toegestaan, parkeergeld op motorrijtuigen in te voeren.



In deze wet werden twee artikels toegevoegd die de problemen moeten oplossen die ontstonden naar aanleiding van discussies over de wettelijkheid van het opvragen van de houders van kentekenplaten door parkeerbedrijven.

Artikel 2

Met het oog op de inning van de in artikel 1 bedoelde retributies, belastingen of parkeergelden, zijn de steden en gemeenten en haar concessiehouders en de autonome gemeentebedrijven gemachtigd om de identiteit van de houder van de nummerplaat op te vragen bij de overheid die belast is met de inschrijving van de voertuigen in overeenstemming met de wet tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer.



Artikel 3

De in artikel 1 bedoelde retributies, belastingen of parkeergelden worden ten laste gelegd van de houder van de nummerplaat.

5. Vanaf 1 februari 2009



Wijziging art. 32bis, KB 15-03-1968 (technisch reglement): 45' containers



Punt 3.1.3.3 wordt aangevuld met een lid c)

3.1.3. De maximale lengte is vastgesteld als volgt:



3.1.3.3. voor de opleggers :

a. de horizontale afstand tussen het middelpunt van de koppelpen en een willekeurig punt aan de voorzijde van de oplegger : 2,04 m;

b. de afstand tussen het middelpunt van de koppelpen en de achterkant van de oplegger bij voertuigen in dienst gesteld vanaf 1 januari 1991 : 12 m.

c. de afstand tussen het middelpunt van de koppelpen en de achterkant van een uitschuifbare oplegger bij gebruik van een stapelbare, gestandaardiseerde laadstructuur onder vorm van een 45' container :12,77 m.



Punt 3.1.3.4 wordt aangevuld met twee leden :

3.1.3.4. voor de gelede voertuigen (trekker en oplegger) : 15,50 m.



Indien de oplegger beantwoordt aan de bepalingen van punt 3.1.3.3. van dit artikel, wordt de maximale lengte op 16,50 m. gebracht.



Indien de oplegger beantwoordt aan de bepalingen van punt 3.1.3.3. a) en b) van dit artikel, wordt de maximale lengte op 16,50 m gebracht. In dit geval mag bij gebruik van een stapelbare, gestandaardiseerde laadstructuur onder vorm van een 45' container, met een maximale lengte van 13,72 m en een maximale breedte van 2,55 m, deze container niet meer dan 0,77 m over het achtereinde van de oplegger steken. In alle omstandigheden moeten de voorschriften van art. 55, § 1, ten opzichte van de achterzijde van de container beschouwd als zijnde de achterkant van het voertuig nageleefd worden.



Indien de oplegger beantwoordt aan de bepalingen van punt 3.1.3.3 a) en c) van dit artikel en bij gebruik van een stapelbare, gestandaardiseerde laadstructuur onder vorm van een 45' container, met een maximale lengte van 13,72 m en een maximale breedte van 2,55 m, wordt de maximale lengte, de container inbegrepen, op 17,27 m gebracht. Het voertuig verplaatst zich enkel voor nationaal en binnenlands wegverkeer met oorsprong, traject en bestemming in België en dit van of naar een intermodale terminal.

De technische eisen voor voertuigen op Europees niveau



Ook België moet zich inderdaad aanpassen aan de normen en technische eisen die op Europees niveau werden goedgekeurd.



Deze materie is ingewikkeld en interesseert niet iedereen. De goedkeuringen worden van kracht op verschillende data.



Voor diegenen die meer interesse heeft werd een pagina samengesteld die een goede samenvatting vormt en van waaruit men verdere informatie op het internet kan vinden (hoofdzakelijk via www.wegcode.be).



KLIK HIER

BEPERKINGEN INZAKE CABOTAGE



Cabotagevervoer is het vervoer van goederen waarbij zowel de laad- als de losplaats zich in hetzelfde land bevindt, doch uitgevoerd door een bedrijf uit een ander land.

Interesse? Klik hier

Vakbekwaamheid beroepschauffeurs C - verzekering lading

Ben je geïnteresseerd in de nieuwe regels hieromtrent klik dan door naar de wegcode

Het vervoer van gevaarlijke goederen

VERVOER VAN GEVAARLIJKE GOEDEREN DOOR TUNNELS (NIEUWE SIGNALISATIE)



Vanaf 1 januari 2010 vinden een aantal wijzigingen plaats in de wegcode over doorgangsbeperkingen van voertuigen die gevaarlijke goederen vervoeren door tunnels. Wegtunnels worden volgens Europese regels ingedeeld in categorieën die bepalen welke gevaarlijke stoffen door een tunnel mogen.



De vijf tunnelcategorieën volgens het ADR 1.9.5.2.2 (B.S. 11-02-2009) zijn



- Categorie A: geen enkele beperking op het vervoer van gevaarlijke goederen;



- Categorie B: beperking van het vervoer van de gevaarlijke goederen die een zeer grote ontploffing kunnen veroorzaken;



- Categorie C: beperking van het vervoer van de gevaarlijke goederen die een zeer grote ontploffing, een grote ontploffing of het vrijkomen van een belangrijke hoeveelheid giftige stoffen kunnen veroorzaken;



- Categorie D: beperking van het vervoer van de gevaarlijke goederen die een zeer grote ontploffing, een grote ontploffing, het vrijkomen van een belangrijke hoeveelheid giftige stoffen of een grote brand kunnen veroorzaken;



- Categorie E: beperking van het vervoer van alle gevaarlijke goederen behalve de UN-nummers UN 2919, 3291, 3331, 3359 en 3373.



De verbodsbepalingen en alternatieve reiswegen moeten voor de tunnels aangegeven worden met behulp van verkeerstekens op een plaats waar de keuze voor een alternatieve reisweg nog mogelijk is. Wanneer de toegang tot tunnels aan beperkingen onderhevig is, of wanneer er alternatieve reiswegen voorgeschreven zijn, dan moeten de verkeerstekens aangevuld worden met de letters B, C, D of E naargelang van de categorie waartoe de tunnel wordt gerekend.



Dit heeft tot gevolg dat artikelen 65.2, 68.3 en 69.3 gewijzigd dienden te worden.



Het bord C24a wordt voorzien van nieuwe onderborden (art. 65.2, laatste lid) die de toegang verbieden voor bestuurders van voertuigen die gevaarlijke goederen vervoeren. Deze onderborden vermelden de letters B, C, D of E en duiden aan dat het verbod geldt voor voertuigen die gevaarlijke goederen vervoeren en waarvoor de toegang tot wegtunnels van categorie B, C, D of E verboden is (art. 68.3, legende bord C24a). In artikel 69.3 wordt een nieuw verkeersbord D4 geïntroduceerd dat dient om een alternatieve reisweg aan te duiden die door de voertuigen die gevaarlijke goederen vervoeren, moet worden gevolgd. Indien dit verkeersbord aanvullend de letters B, C, D of E vermeldt, dan geldt de verplichting om de alternatieve reisweg te volgen voor alle voertuigen die gevaarlijke goederen vervoeren en waarvoor de toegang tot wegtunnels behorend tot de categorie B, C, D of E verboden is. « D4. Verplichting voor voertuigen die gevaarlijke goederen vervoeren om de door de pijl aangeduide richting te volgen. De plaatsgesteldheid bepaalt de stand van de pijl. Een onderbord met vermelding van de letter B, C, D of E duidt erop dat de verplichting geldt voor voertuigen die gevaarlijke goederen vervoeren en waarvoor de toegang tot wegtunnels van respectievelijk categorie B, C, D of E verboden is, zoals deze categorieën voorzien zijn in artikel 1.9.5.2 van bijlage A van het Europees verdrag betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (ADR.), ondertekend te Genève op 30 september 1957 ».



Gelijklopend met bovenstaande wijzigingen wordt ook het M.B. van 11-10-1976 (plaatsingsvoorwaarden verkeerstekens) aangepast, meer bepaald

- het artikel 9.4, het nieuwe artikel 10.2/1 en de

- nieuwe bijlage 9. Wettelijke basis: K.B. 10-09-2009 (B.S. 12-10-2009) M.B. 10-09-2009 (B.S. 12-10-2009