Wettelijk kader elektrische fietsen

Elektrische fietsen worden steeds populairder. Daarom is een degelijk wettelijk kader noodzakelijk.

Sinds 1 oktober 2016, op basis van het KB van 21 juli 2016, tot wijziging van het KB van 01/12/1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg, maakt men een onderscheid tussen 3 categorieën van elektrische fietsen:

Fietsen met elektrische hulpmotor (≤ 250W en ≤ 25 km/u). Deze beschikken enkel over een trapondersteuning en leveren slechts een aandrijfkracht indien men actief trapt. Deze fietsen hebben geen certificaat van overeenstemming nodig.

Gemotoriseerde fietsen (≤ 1000W en ≤ 25 km/u) beschikken altijd over een trapondersteuning maar kunnen ook uitgerust zijn met een motor die aandrijfkracht kan leveren zonder dat de bestuurder actief trapt. Voor deze fietsen geldt een minimumleeftijd van 16 jaar en is een certificaat van overeenstemming nodig. Wanneer de motor ook aandrijfkracht levert zonder trappen, is er ook een verzekering nodig.

Speed pedelecs (≤ 4000W en ≤ 45 km/u) zijn snelle elektrische fietsen waarbij de trapondersteuning niet stopt bij 25 km/u. Door zelf mee te trappen kan de bestuurder snelheden tot 45 km/u halen. Aangezien deze fietsen beschouwd worden als bromfietsen, gelden voor hun ook de verkeersregels voor bromfietsen. Zo is een fiets- (of bromfiets) helm en een rijbewijs verplicht. De speed pedelecs moeten ook ingeschreven worden bij de DIV en een voorzien zijn van een speciale nummerplaat.

In bijlage een overzicht!