Hoe moeten we voorrang verlenen aan prioritaire voertuigen?

De verplichting om voorrang te verlenen



Volgens de wegcode (art. 38) moet elke weggebruiker onmiddellijk de doorgang vrijmaken en voorrang verlenen; zo nodig moet hij stoppen, zodra het speciaal geluidstoestel het naderen van een prioritair voertuig aankondigt. Deze bepaling misachten is een overtreding van de derde graad.



De verplichting om voorrang te verlenen aan een prioritair voertuig hangt samen met het feit dat de komst van dit voertuig wordt aangekondigd aan de andere weggebruikers. Dat veronderstelt dus dat de sirene al een zekere tijd aanstaat opdat de andere weggebruikers het zouden kunnen horen en in staat zouden zijn om de weg vrij te maken zonder een ongeval te veroorzaken.



Aangezien het speciale geluidstoestel enkel mag worden gebruikt als het voertuig een dringende opdracht uitvoert (zie ons vorige artikel), moet de bestuurder van het prioritair voertuig de blauwe knipperlichten tegelijk met de sirene laten werken om voorrang te hebben op de andere weggebruikers.



Een overtreding begaan om voorrang te verlenen?



De verplichting om de weg vrij te maken, veronderstelt dat dit op een redelijke wijze kan gebeuren, volgens gezond verstand. De bestuurder mag dus de situatie beoordelen en de in zijn ogen meest geschikte manier kiezen om aan de verplichting te voldoen. De bedoeling van deze bepaling is immers niet om iedere bestuurder die een speciaal geluidstoestel hoort, te verplichten te stoppen (politierechtbank Brussel, 12de kamer, 19 december 2000, Dr. Circ., 2001, p. 245).



Om de weg vrij te kunnen maken, moet de bestuurder soms verkeersregels overtreden. Indien het prioritair voertuig een politievoertuig is en de bestuurder van dat voertuig teken doet om bijvoorbeeld een rood verkeerslicht voorbij te rijden, dan is dat voor de weggebruiker een bevel van een bevoegd persoon, aan wie hij moet gehoorzamen. Hij begaat dus op dat moment geen overtreding.

Als de weggebruiker daarentegen geen bevel van een bevoegde persoon krijgt, of als het prioritair voertuig geen politievoertuig maar een ambulance of een brandweerwagen is, dan liggen de zaken niet zo duidelijk. In een vonnis heeft een politierechtbank de bestuurder van het prioritair voertuig verantwoordelijk geacht door te stellen dat hij onder meer rekening moet houden met het feit dat de weggebruiker geen derden, zoals voetgangers, in gevaar mag brengen.



Tot slot, om te weten of de weggebruiker een resultaats- of een middelenverplichting heeft, heeft het hof van beroep van Brussel beslist dat het niet om een resultaatsverplichting gaat. Men moet immers rekening houden met het feit of de weggebruiker al dan niet de tijd had om de weg vrij te maken en voorrang te verlenen (arrest van 2 oktober 1985, Verkeersrecht, nr. 86/5 1).